dinsdag 14 oktober 2014

Verslag van Riekje Kok vanuit Pakistan, deel 2

Riekje Kok neemt namens GNWS deel aan congres voor politievrouwen in Pakistan over aanpak van genderbased violence.



Vandaag was de officiële opening van de conferentie.

Samen met Nanna Stolze van de Nederlandse ambassade heb ik naar de presentatie van delegatieleiders van politievrouwen van de aanwezige landen gekeken: met tromgeroffel en saluerend kwamen ze één voor één in uniform binnen.  Uit Pakistan was er een vertegenwoordiger van elke provincie. Er zijn politievrouwen uit o.a. Egypte, India, Iran, Gambia, Jemen, Jordanië, Kazakstan, Maldiven, Maleisië, Nigeria, Oman, Senegal, Syrië en Tadzjikistan.  Een prachtig gezicht, vooral ook omdat elk uniform weer anders is en alle politievrouwen in de zaal zichtbaar en hoorbaar trots zijn op deze mooie ceremonie.

Daarna volgt een recital uit de heilige koran, de verzen die worden gelezen zijn bij het thema gekozen.

Het officiële deel werd afgesloten met speeches van de vertegenwoordigers van de organisatoren/gastheren:  het ministerie van binnenlandse zaken van Pakistan, het hoofd van de Pakistaanse nationale politie en een vertegenwoordiger van GIZ (Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit) en de Duitse ambassade (Duits ministerie van Buitenlandse Zaken financiert dit project al meer dan 5 jaar).

Na een groepsfoto in de openlucht kon het inhoudelijk deel beginnen.

Khola Iram deed de opening en liet een kort en beeldend tekenfilmpje zien om het thema Gender based Violence (GbV)/VAW te introduceren. Ook hier af en toe de discussie: is GbV niet een te verhullende term en moet je het daarom niet Violence against women (VAW) noemen. In elk geval worden hier de gevolgen voor kinderen steeds nadrukkelijk genoemd (ook in het filmpje).  Ik hoop dat ik dat filmje mee krijg: het was simpel en doeltreffend.

Daarna was er een panel onder de noemer “Translating commitments into actions” ( een thema dat we ook voor de Derde Wereldconferentie van de Vrouwenopvang hebben gekozen). 
Sommige landen van de OIC (Organisation of Islamic Countries) hebben een voorbehoud gemaakt bij artikelen van CEDAW-Verdrag (UNverdrag tegen discriminatie van vrouwen).  Het verschil in voorbehouden maakt veel duidelijk over de onderlinge verschillen tussen Islamitische landen.

Zainab Qureshi, advocate, vertelde over een studie die ze gedaan had naar de wetgeving over GbV/VAW in 6 landen: Bangladesh, Pakistan, Maleisië, Turkije, Marokko en Indonesië.
Ze nam als voorbeeld Bangladesh. Veel wetgeving is nog gebaseerd op de “penal law”, Britse wetgeving van ik meen 1860. Daardoor is -ook in andere (ook Nederlandse) voormalige koloniën  - de wetgeving op het gebied van geweld tegen vrouwen achtergebleven en niet specifiek.
De heer Naeem Mirza – in het programmaboekje staat bij hem geen organisatie vermeld - ging specifiek in op de situatie in Pakistan en vertelde dat op het gebied van wetgeving er de laatste jaren in Pakistan veel vooruitgang is geboekt door strafbaarstelling van huiselijk geweld, seksueel geweld, seksuele intimidatie op het werk, eergerelateerd geweld en gedwongen huwelijken. De grootste taak waar Pakistan nu voor staat is: “How we translate laws in reality”. Belangrijk is dat geweld tegen vrouwen gezien wordt als structureel en als strafbaar feit en dus wordt aangepakt door politie en justitie. Op een vraag vanuit de zaal – vanuit de Indonesische ambassade – antwoordde hij dat hij alleen geloofd in een holistische aanpak (changing mindset) door ook tegelijk aan de positie van vrouwen te werken. Naast opleiding en werk (er is nu een quotum bij de overheidsinstellingen van 10%)  noemde hij specifiek de positie van vrouwen binnen het huwelijk (het huwelijk is een contract tussen twee partijen) en  bij scheiding: in veel landen krijgen vrouwen dan de helft van de bezittingen en daar wil hij ook naar toe in Pakistan.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten